Het WK schaken: van propagandaoorlog tot de vergetelheid – Ivan Ollevier

vr 11/11/2016 – 12:28 Ivan Ollevier Vandaag begint in New York het wereldkampioenschap schaken, tussen de Noor Magnus Carlsen (25) en de Rus Sergej Karjakin (26). Ivan Ollevier, zelf een enthousiaste zij het rampzalig slechte schaker, denkt nu al te kunnen voorspellen hoe veel uitzendtijd de wedstrijd in het sportnieuws zal krijgen: in het beste geval één tot twee minuten, in het slechtste (en meest waarschijnlijke) geval nul. Ooit was dat anders, toen de Amerikaan Bobby Fischer het in 1972 opnam tegen de Rus Boris Spassky. Maar dat had meer met geopolitiek, met de Koude Oorlog en met de krankzinnige Fischer te maken dan met het spel zelf. En dit jaar?

IVAN OLLEVIER is journalist bij VRT Nieuws.

Het vrije Westen dat het opnam tegen de vuige, communistische Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie domineerde al decennialang de schaakwereld: het spel bewees dat het marxistische, wetenschappelijk-socialistische wereldbeeld superieur was aan het kapitalistische, vonden ze in het Kremlin. Het was toch evident dat een brein dat gestaald was in de leer van het historisch materialisme zonder enig probleem dat van een decadente Westerling van het schaakbord speelde?

Tot in Brooklyn, New York, een jongeman opstond die de ene na de andere Rus aan zijn degen reeg. Fischer-Taimanov 6-0! Fischer-Petrosjan 6,5-2,5! En tussendoor had hij ook nog eens de Deen Bent Larsen ingemaakt: 6-0! Het Vrije Westen zegevierde! Het kapitalisme bood kansen aan al wie bereid was ze te grijpen! Die drie overwinningen brachten Fischer tot in de IJslandse hoofdstad Reykjavik, waar hij het zou opnemen tegen de regerende wereldkampioen, Boris Spassky.

Genie

Deze miniversie van de Cubacrisis, maar dan op het schaakbord, was wekenlang voorpaginanieuws. Toen de veeleisende en koppige Fischer dagenlang twijfelde of hij wel naar IJsland wou vliegen, bemoeide de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger, zelf een amateurschaker, zich met de kwestie. Hij belde Fischer op met het uitdrukkelijke verzoek te spelen. De match was een propagandaoorlog geworden. Pas toen verwaardigde Fischer zich om in het theater van Reykjavik te verschijnen.

De media smulden ervan. Bobby Fischer beantwoordde perfect aan het cliché van het excentrieke genie (IQ 185). Die excentriciteit zou daarna vrij snel omslaan in regelrechte waanzin, maar in Reykjavik was hij nog hooguit een extravagante, zij het goedgeklede, zonderling. In New York had hij in de schoolbanken gezeten met Barbara Streisand, die smoorverliefd om hem was geworden.

Steinitz daagde God uit voor een match en was ervan overtuigd dat hij van Hem kon winnen (geen idee wat de eindstand was)

Maar het wonderkind dacht alleen maar aan schaken, schaken, schaken. Nauwelijks was hij veertien, of hij was kampioen van de Verenigde Staten, en dat presteerde hij maar liefst acht keer na elkaar. Op zijn vijftiende, de leeftijd waarop andere jongens achter de meisjes aanzitten en sigaretten roken, werd hij grootmeester.

De schaakwereld had er al enkele geteld, van die zonderlingen: de Amerikaan Paul Morphy (1837-1884) stierf waanzinnig en door iedereen verlaten in zijn ijskoude bad in New Orleans, Wilhelm Steinitz (1836-1900) daagde God uit voor een match en was ervan overtuigd dat hij van Hem kon winnen (geen idee wat de eindstand was). Alexander Aljechin (1892-1946) verscheen meestal met zijn kat in de toernooizaal, en als hij dronken was had hij de gewoonte om klaterende urinestralen op de vloer van de zaal te richten. Hij stierf eenzaam in een hotel in Lissabon, uitgespuwd door zijn communistische vaderland omdat hij tijdens de oorlog een nazi-sympathisant was geweest en een vlammend artikel had geschreven over verderfelijke Joodse schaaktactieken.

Waanzin

Na zijn match tegen Spassky, die Fischer overigens won (12,5-8,5) ging het met de Amerikaan van kwaad tot erger. Hij raakte nauwelijks nog een schaakstuk aan, werd lid van een obscure christelijke sekte, verdween een tijdlang van de aardbodem, dook af en toe eens op in Hongarije, ook al eens in Brussel, en haalde nog eens het nieuws toen hij op 11 september 2001 op de Filipijnse radio hysterisch riep dat Osama Bin Laden groot gelijk had dat hij de Twin Towers had neergehaald. De wereld dreigde volgens Fischer overigens ten onder te gaan aan een internationaal Joods complot (hij was zelf van Joodse afkomst). Daarom was hij ook zo’n grote fan van Hitler. Na een tijd in een Japanse gevangenis te hebben doorgebracht, kreeg hij asiel in IJsland.

De Verenigde Staten hadden hem ondertussen tot persona non grata uitgeroepen: Justitie wou hem aan de tand voelen over zijn relaties met een obscure Joegoslavische wapenhandelaar, die in de jaren negentig nog een re-match met Spassky had georganiseerd, in een door burgeroorlog verscheurd Joegoslavië. Fischer stierf in 2008 in IJsland aan nierfalen, alleen maar omdat hij zich weigerde te laten behandelen door artsen die het ongetwijfeld op zijn leven hadden gemunt. Hij zag er met zijn lange, verwaarloosde baard en zijn baseballpet uit als een zwerver. Niets herinnerde nog aan de elegante jongeman met driedelig maatpak die zesendertig jaar daarvoor wereldkampioen was geworden.

De strijd tussen het Vrije Westen en de krachten van het wetenschappelijk socialisme werd eind de jaren zeventig nog eens dunnetjes overgedaan toen de lieveling van het Sovjetregime, wereldkampioen Anatoly Karpov, de uitgeweken dissident Viktor Kortsjnoi tegenover zich trof

De strijd tussen het Vrije Westen en de krachten van het wetenschappelijk socialisme werd eind de jaren zeventig nog eens dunnetjes overgedaan toen de lieveling van het Sovjetregime, wereldkampioen Anatoly Karpov, de uitgeweken dissident Viktor Kortsjnoi tegenover zich trof (6-5 voor Karpov). Viktor was in 1976 doodgemoedereerd een Amsterdams politiekantoor binnengestapt en had politiek asiel aangevraagd. Sindsdien boycotte Moskou alle toernooien waar hij aan deelnam. Als ze al eens heel uitzonderlijk zijn naam noemde, zette de Sovjetpers systematisch de term “verraderlijke antirevolutionair” voor zijn naam.

Doodnormaal

Wie de twee kemphanen van het huidige wereldkampioenschap ziet, moet wel besluiten dat schakers doodnormaal zijn geworden. De huidige wereldkampioen, Magnus Carlsen, kan niet onaardig tegen een bal trappen (geeuw…) en is supporter van Manchester United (het kan ook Manchester City zijn, twee keer geeuw…). Hij ziet er een beetje uit als een wijsneuzige Matt Damon, en speelde ooit fotomodel voor het kledingmerk G-Star Raw (geeuw…).

Zijn uitdager Sergej Karjakin, noemde zich vroeger “Oekraïner”, maar in 2009 kreeg hij de Russische nationaliteit, een persoonlijk presentje van de Russische premier Medvedev. Dat was een wissel op de zeer nabije toekomst, want enkele jaren later annexeerde president Poetin de Krim zonder zich veel van internationale rechtsregels aan te trekken. Karjakin stond aan de kant van de weg te juichen. Hij is een aanhanger van de Russische president, wat hij graag verkondigt tegen iedereen die het horen wil (of niet horen wil). En het allerergste: hij draagt de naam van zijn sponsors opzichtig op de mouwen van zijn pak (geeuw…). Zoiets had de stijlvolle Fischer nooit ofte nimmer gedaan.

Het eeuwige gezeur of schaken nu een sport is of niet, wil ik hier even buiten beschouwing laten

Carlsen is er zelf in ieder geval niet van overtuigd dat hij op het schaakbord de Westerse waarden moet verdedigen tegen een duivelse Rus: “Natuurlijk hebben mijn tegenstander en ik een verschillende achtergrond en politieke overtuiging. Ik ben een sociaaldemocraat. Ik weet niet of er een Koude Oorlog op komst is, en de spanning tussen Rusland en het Westen neemt toe. Ik ben er zeker van dat Poetin voor hem zal supporteren” (geeuw…).

Het eeuwige gezeur of schaken nu een sport is of niet, wil ik hier even buiten beschouwing laten (maar als vogelpik en biljart dat zijn, dan schaak zeker). Voorspelling? Nul minuten in het sportnieuws. Met een beetje geluk twee. Tenzij de collega’s van de sportredactie me lik op stuk geven. Maar ik denk het niet.

Bron: http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/analyse/1.2817179